Waddenzee
Tussen Den Helder en Esbjerg in Denemarken ligt een natuurgebied dat uniek is in de wereld. De Waddenzee is een wereld apart, een wereld met twee gezichten, wat wordt afwisselend door hoog- en laagwater. Zand en water overheersen. Geregen als vijftig parels aan een ketting beschermen de kleine en grote eilanden de ondiepten van de Waddenzee. De eilanden keten begint met de vijf Nederlandse Waddeneilanden, allemaal met hun eigen karakter. Vijf eilanden, dat betekend vijf maal genieten!
De Waddenzee bruist van het leven. De eigenlijke wadden zijn zandige of kleiige platen die bij eb droogvallen. Tweemaal per dag met het getij stroom slib en plankton van de Noordzee, waarvan het merendeel wordt afgezet op de zandbanken. Bovendien warmt het ondiepe water van de Waddenzee in de zomer snel op, wat gunstig is voor de snelle groei van algen. Zij vormen de basis voor de enorme rijkdom aan voedsel voor talloos veel vissen, vogels en zeehonden. Als de vloed opkomt, stroomt het zeewater door de zeegaten tussen de eilanden de Waddenzee binnen en zoekt verder zijn weg door een stelsel van geulen en geultjes, de zogenaamde prielen. Het wantij, de zone aan de waddenzijde van de eilanden waar de vloedstromen van beide kanten elkaar ontmoeten, loopt het laatst onder water en valt na de kentering, de omslag tussen vloed en eb, het eerst weer droog. Daarom is het wantij de meest geschikte plaats om het was lopend over te steken. Aan de binnenzijde van de eilanden en langs het vasteland liggen kwelders, buitendijkse gebieden die met zoutminnende vegetatie zijn begroeid en allen bij springvloed onderlopen.
Het waddengebied is het belangrijkste natuurgebied van West-Europa. Het speelt een grote rol als ‘kraamkamer’ voor vele soorten vis en schelpdieren en als foerageer- en rustgebied voor honderd duizenden trekvogels. In de Waddenzee komen ongeveer duizend gewone zeehonden voor en ook een kleine kolonie grijze zeehonden.